“Okee”, vervolg ik. “Dus je wilt gelukkig zijn. Dat wil je bereiken door relaxter te reageren op anderen en daarvoor wil je leren om jezelf kalm te houden als iemand wat stoms tegen je zegt.
Hoe ga je dat voor elkaar krijgen?”
“Dat ga jij me toch leren? Daarvoor ben ik hier”.
“Mmm”, antwoord ik. “Zo zie jij dat dus. Dat is goed. We zullen zien.”
Ik pak een stoffen bal en houd die voor zijn neus.
“Deze bal hier bevat alles wat jij wilt hebben. Alle vaardigheden die jij wenst. Alles wat jij denkt te moeten leren. Eén probleem voor jou. Ik heb het hier in handen. Jij niet. En jij wilt die vaardigheden graag. Wat ben je bereid daar voor te doen? Hoe graag wil je ze hebben?”
Hij blijft voor me staan en zegt twijfelend. “Dus ik moet ze van je afpakken?”
“Wat jij wilt! Wil je ze graag?”
“Ja, natuurlijk”.
Ik staar hem aan terwijl ik de bal uitdagend heen en weer zwaai.
Langzaam komt hij dichterbij. Een halve meter voor me blijft hij staan. Voorzichtig strekt hij zijn arm uit en grijpt naar de bal. Voor hij zijn beweging af kan maken, beweegt mijn arm van hem weg en verdwijnt de bal uit zijn zicht.
Weer zet hij een stap in mijn richting. En weer ontwijk ik hem. Langzaamaan wordt hij steeds fanatieker. Hij loopt om me heen. Hij maakt schijnbewegingen. Dan begint hij rondjes om mij heen te rennen. Steeds harder. Af en toe schiet zijn arm uit richting de bal.
En ik. Ik beweeg mee. Meedogenloos. Elke beweging die ik maak heeft tot doel om die bal bij hem weg te houden. Als hij dit, wat ik in handen heb, echt nodig denkt te hebben, zal hij zijn beste beentje voor moeten zetten. Dan zal híj aan het werk moeten. Ik ga het natuurlijk niet zomaar uit handen geven. Laat hem eerst maar eens bewijzen hoe graag hij het wil. Woorden alleen zijn niet overtuigend genoeg. Als hij iets van mij nodig heeft, zal hij zweten. Net zolang tot hij ontdekt wat hij écht nodig heeft.
Hij rent verder tot hij er draaierig van is geworden.
Langzaamaan verandert de blik op zijn gezicht. Een straaltje fanatisme komt tevoorschijn. Zijn bewegingen worden groffer en groffer. Steeds ruwer probeert hij mij vast te pakken. Tot hij de aanval inzet en me tackelt. We belanden beiden op de grond.
Daar gaat de strijd verder. Ruw haalt hij uit naar de bal. Hij gooit zijn hele lijf in de strijd. Zijn vingers raken de bal. Zonder na te denken grijpt hij hem vast.
Uit alle macht probeer ik de bal bij me te houden, niet van plan om los te laten. Hoe harder hij aan de bal trekt, hoe steviger ik de bal vastgrijp. Hij trekt en trekt. Hij slaat en schopt om zich heen. Het enige wat ik doe is de bal steviger vastgrijpen en zijn bewegingen ontwijken.
Ondertussen is zijn gezicht rood geworden. Zweetdruppels zijn op zijn voorhoofd verschenen.
“Sjonge zeg”, zeg ik lachend, terwijl ik de bal probeer weg te trekken. “Jij houdt vol. Maar vergis je niet, volhouden is ook mijn kwaliteit. Dus wie van ons heeft de langste adem?”
Oververhit kijkt hij mij aan. Een beetje geïrriteerd. Dan laat hij de bal los, hopend op een beetje medelijden van mijn kant.
“Hebbes”, roep ik, terwijl ik me snel van hem weg beweeg en de bal in veiligheid breng.
Beduusd staat hij te kijken.
“Je hebt een enorme kracht in je”, geef ik hem terug. “Maar blijkbaar is die kracht alleen niet genoeg om te bemachtigen wat je graag wilt bemachtigen. Hoe meer kracht jij gebruikt, hoe fanatieker ik word. Hoe ruwer en fanatieker jij bent, hoe steviger ik die bal vast wil houden. Het is een verloren zaak voor je. Jij bent bekaf van al dat werk. Ik hoef alleen maar op jou te letten en te zorgen dat je niet bij de bal in de buurt komt. Dat houd je toch niet vol. Moet je kijken hoe je hijgt en zweet.”
“En wat…”, vervolg ik, “Wat nu als het je wel lukt. Als je het wel weet te bemachtigen op deze manier? Dan heb je geen energie meer over om er iets mee te gaan doen of om ervan te genieten. Ik denk dat je een andere manier moet vinden om dit voor elkaar te krijgen.”
“Maar hoe dan?” Antwoordt hij een beetje wanhopig.
“Weet ik veel”, geef ik hem terug. “Je moet het in ieder geval in een andere hoek zoeken.”
“Hee”, werp ik hem voor zijn voeten, “je liet me toch net die foto van dat vogelhuisje zien dat je zelf ontworpen en in elkaar getimmerd hebt? Je hebt hartstikke veel creativiteit in je. Waarom gebruik je dat niet om voor elkaar te krijgen wat je wilt. Je hoeft daarvoor niet jouw kracht in de strijd te gooien. Je krijgt dat echt wel op een andere manier voor elkaar. Je hebt alles al in huis. Je moet er alleen wel op vertrouwen.
Stop met je best doen en gebruik wat je al in je hebt. En een klein glimlachje erbij in plaats van dat fanatieke gezicht zal ook al helpen.”
Even, een fractie van een seconde lijkt er iets te glimmen in zijn ogen.
Eventjes. Maar het drong net te laat tot me door.
Ik was te druk bezig met hem vertellen wat hij het beste kon doen en laten, daardoor miste ik het moment en was het met me gedaan.
Met een grote schuiver glijdt hij tussen mijn benen door. Draait zich om en grist de bal uit mijn handen.
“Zo dus…” is het enige wat hij zegt, met een enorme glimlach op zijn gezicht.
“Zo dus…” is het enige antwoord dat ik hem terug kan geven.