Zie jij het zoals ik het zie?

Of: wat is de werkelijkheid?

Martin was zes jaar en had last van driftbuien.
Hele nare driftbuien, volgens zijn ouders
Hij gooide zijn spullen door de kamer.
Hij gaf zijn broertje klappen.
Hij rende hard weg als zijn moeder hem riep.

Martin zag het anders:
Hij was zes en had een monster in zijn buik.
Het was een klein, blauw monster.
Een heel naar, klein, blauw monster.
Een klein, blauw monster dat hem vertelde wat hij moest doen. En dat waren hele nare dingen.
Het monster vertelde hem dat hij alle spullen in zijn kamer om moest gooien.
Het monster vertelde hem dat hij zijn broertje een klap moest geven.
Het monster vertelde hem dat hij weg moest rennen als zijn moeder hem riep.
Nare dingen dus.
Hele nare dingen.

Martins ouders waren het zat.
Martin nog meer.
Martins ouders  wilden dat zijn driftbuien verdwenen.
Martin wilde dat het nare, kleine, blauwe monster verdween.

Martins ouders probeerden hem te overtuigen dat er geen monster in zijn buik zat.
Martin probeerde zijn ouders te overtuigen dat er wel degelijk een monster in zijn buik zat, want waarom zou hij dat anders allemaal doen?

Martins ouders wilden niets meer over monsters horen. Hij moet zich gewoon leren beheersen.
Het moet maar eens klaar zijn! Monsters bestaan niet. Helemaal niet in buiken.
Dat laatste konden ze zelfs bewijzen.
Zou Martin denken dat als je een röntgenfoto maakte van zijn buik dat daar een monster te zien was? Martins ouders dachten van niet.

Martin wist wel zeker van niet.
Toch zat er een monster. En wel in zijn buik. En dat monster was naar. Heel naar. Hij speelde de baas over Martin. En dat moest maar eens klaar zijn.

Martin besloot dat het het beste was om zijn monster te temmen.
Net als zoals Joey, hun babyhondje.
Joey had leren gehoorzamen. Hij had zelfs wat kunstjes geleerd.

Zo gezegd zo gedaan.
Martin temde het monster. Het monster leerde gehoorzamen.
Het leerde zelfs een kunstje: grommen.
Maar alleen als Martin dat wilde. En als zijn buik leeg was.
Dan kon ik het zelfs horen, volgens Martin.
Grommen dat mocht van Martin. Rare dingen zeggen niet.
Daar was Martin heel stellig in.

Martin heeft geen woedeaanvallen meer. Hij gooit zijn kamer niet meer overhoop en geeft zijn broertje alleen nog maar een klap als hij het verdient.

Wat Martins ouders erover zeggen:
“We zijn heel blij. De driftbuien zijn weg. Hij kan zich goed beheersen. Wij zijn ook consequenter geworden. We geven duidelijk aan wat we verwachten en wat niet. Martin kan veel beter aangeven als er iets aan de hand is en wij kunnen daar veel beter op in gaan. Gelukkig heb je dat verhaal van dat monster weggekregen. Nu kan hij zich niet meer verschuilen achter monsters en andere fratsen.”

Wat Martin erover zegt:
“Ik ben heel blij. Ik heb mijn monster getemd. Het is nu ook niet echt een monster meer. Meer een huisdier. Maar heb het daar maar niet over met papa en mama. Papa en mama zijn groot. Grote mensen zien dingen anders.  Het jammere van grote mensen is dat ze echt geloven dat als zij iets niet kunnen zien dat het nep is.  Maar als mijn monster niet bestond, hoe kan ik dan nu de baas over hem zijn. Hoe kan het dan dat ik hem heb leren grommen. Hoe kunnen we dan nu vrienden zijn.  Misschien gaat hij ooit wel uit mijn buik weg, want ik blijf misschien ook niet altijd bij papa en mama wonen.

Wat zal ik zeggen?
De driftbuien zijn weg.
Martin heeft geleerd zich te beheersen. Het kan ook zijn dat hij zijn monster heeft getemd.
Ik weet het niet wat de werkelijkheid is. De meningen daarover zullen blijven verschillen.
Wat ik wel weet is het volgende: Martin is blij en zijn vader en moeder zijn blij.
Over die werkelijkheid is iedereen het eens!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *