Aan: Annelijne
Onderwerp: Wat vind je ervan dat anderen voor jou beslissen?
Lieve Annelijne
Om maar meteen met de deur in huis te vallen:
Zo’n jaar geleden had ik een plan.
Ik wilde een mailwisseling opzetten tussen een kind en mij.
Zodat ik beter zou begrijpen hoe kinderen de wereld zien (en hoe ze naar ons volwassenen kijken)
En andersom natuurlijk.
Jouw naam schoot meteen in mijn hoofd.
En ik gooide hem er ook meteen weer uit.
“Dat is toch niets voor Annelijne”, dacht ik.
“Die is hartstikke dyslectisch”.
Mijn plan bleef dus een plan, want er schoot geen andere naam in mijn hoofd.
Een paar weken geleden kwamen we elkaar weer tegen.
Je vertelde me over je ervaringen in de brugklas.
En hoe je soms baalde.
Hoe je soms baalde dat sommige docenten je lager inschatten vanwege je dyslexie.
Hoe je baalde dat zij beslisten wat het beste voor jou was.
Zonder dat je het doorhad, wees je me flink terecht.
“Hoe weet ik nu wat het beste is voor Annelijne”, dacht ik bij mezelf.
Ik veranderde ons gesprek snel van onderwerp.
Die avond besloot ik mijn plannen van stal te halen en jou toch te vragen.
Tot mijn grote opluchting zei je meteen “ja”.
En nu is dit mijn eerste mail aan jou.
Annelijne, een jaar geleden dacht ik te weten wat het beste was voor jou, zo met je dyslexie.
Ik heb je toen niet gevraagd, omdat ik besloten had dat lezen en schrijven niks was voor iemand die zo zwaar dyslectisch was.
Je vertelde mij dat je baalde dat anderen jou lager inschatten vanwege je dyslexie.
Je baalde dat anderen beslissingen maakten voor jou.
Ik ging er toen niet op in, omdat ik mij schaamde dat ik dat ook gedaan had.
Maar nu ik daar overheen ben, wil ik toch graag weten: hoe is het voor jou om dat elke keer te moeten horen?
Hoe ga jij daar mee om?
Liefs,
Marlies
Aan: Marlies
Onderwerp: RE: Wat vind je ervan dat anderen voor jou beslissen?
Hoi Marlies
Eerlijk gezegd vind ik het vreselijk om dat steeds te horen.
Het is net of je niets kan en of je niet goed genoeg bent.
Het is alsof je anders bent dan anderen.
Vooral dat ‘anders zijn’ maakt je onzeker.
Je gaat twijfelen over dat je sommige dingen niet kunt die anderen zonder dyslexie wel kunnen.
Er wordt bijvoorbeeld gezegd: ‘Wil iedereen een opstel maken over hoofdstuk één, alleen de dyslectische kinderen hoeven dat niet hoor”.
Op zo’n moment kun je alleen maar denken: “Dat kan ik toch niet!”.
Maar je weet dat je het wél kunt.
Maar dat het langzaam zal gaan.
En met veel spellingfouten en rare zinnen.
Maar ik kan het wel!
Als ze zeggen: “Jullie dyslecten hoeven dat niet te doen”, voel je je bijna gediscrimineerd dat je apart bent.
Gelukkig ben ik dertien en heb ik deze momenten vaak genoeg mee gemaakt.
Ik weet dat ik moet denken: “Ze bedoelen het goed. Ze weten niet wat ze er mee moeten.”
Je kunt het pas echt begrijpen als je het zelf meemaakt.
Daarom vraag ik vaak of ik de opdracht toch gewoon mag maken.
Voor spek en bonen.
Of voor een lagere beoordeling.
Of zonder beoordeling.
Maar als er aan de andere kant wordt gezegd “Iedereen, ook de dyslecten moeten een opstel over het eerste hoofdstuk maken”,
is dat ook niet eerlijk.
Want wij hebben dyslexie. Het is veel lastiger voor ons.
Eigenlijk moet er per kind voor een middenweg gezorgd worden.
Groetjes,
Annelijne