Leren concentreren

Ik: Dus je bent hier omdat je je volgens je juf niet kan concentreren. Je bent snel afgeleid en dat vooral tijdens de rekenles. Volgens je juf moet je nu echt gaan leren om je te concentreren op je rekenwerk, want anders ga je daar problemen mee krijgen als je straks naar de middelbare school gaat. Maar wat doe je dan tijdens de rekenles als de andere kinderen uit je klas zich concentreren op hun sommen?

L: Ik haal grapjes uit. Kijk, ik heb een heel leuk spel bedacht. Ik sein naar Janna, mijn vriendin. Zij moet dan verder seinen. Dan moeten we ervoor zorgen dat de juf het niet merkt. Je moet wel oppassen, dat André het bijvoorbeeld niet ziet, want hij is niet goed in stiekem seinen. Hij is best slim, maar seinen dat kan hij niet. Dus Ik sein bijvoorbeeld naar Janna. Zij seint weer door naar een ander. Vaak naar Levy, die is ook best goed. Zo gaan we door tot de juf het merkt. Dan moeten we stoppen, anders krijg je straf. Dat willen we natuurlijk niet.

Ik: En wat is dan je doel?

L: Doel?

Ik: Hoelang moeten jullie het volhouden voor dat je vindt dat het goed gelukt is?

L: O, minstens een kwartier.

Ik: En lukt dat?

L: Vaak wel. Als je de goede kinderen seint en niet de verklikkers of degene die het niet kunnen. Daar moet je wel goed opletten. O en je moet natuurlijk in de gaten houden dat de juf niet naar jou kijkt als je doorseint. Maar dat lijkt me logisch.

Ik: Dus tijdens de rekenles sein je. Wat doe je nog meer?

L: Oh ik tel ook wel eens de plafondtegels. Ons plafond heeft allemaal van die tegels tussen die metalen balkjes. Ik probeer ze te tellen.

Ik: En lukt dat?

L: Niet altijd. Vaak als ik halverwege ben, zegt de juf dat ik in mijn boek moet kijken en me moet concentreren.  Nou dat was het wel zo’n beetje wat ik tijdens de rekenles doe.
Ik: Mooi? Dan ben ik er wel uit. Volgens mij zijn wij twee klaar hier.
Wat betreft je concentratieprobleem kan ik je namelijk niet verder helpen. Ik zal je juf bellen dat zij een afspraak met mij kan maken. Het lijkt me beter dat zij komt in plaats van jij, want ik denk dat ik haar wel verder kan helpen. Jij hoeft dus niet meer te komen. We hebben nog een half uur tot je moeder komt, zullen we een spelletje doen?

L: Maar ik weet toch nog steeds niet hoe ik me moet concentreren?

Ik: Dat zie ik anders.
Ik had vroeger ook zo’n plafond in de klas met van die tegels die ik probeerde te tellen. Weet je hoe moeilijk dat is? Ze lijken allemaal op elkaar. Als ik drie rijen gehad had, gingen alle lijntjes voor mijn ogen door elkaar dansen en wist ik niet meer waar ik gebleven was. Er is een behoorlijk portie concentratievermogen voor nodig om dit voor elkaar te krijgen.
Schandalig toch eigenlijk als je er over nadenkt. De juf zegt dat jij je moet leren concentreren. Maar als jij je concentratievermogen aan het trainen bent door het tellen van die tegels, haalt uitgerekend zij je uit je concentratie. Ze zou toch beter moeten weten. Ik denk dus dat het beter is als je juf naar mij toekomt. Dan kan ik haar vertellen dat dat niet zo handig is.

En dan dat seinen. Weet je wat je allemaal tegelijk moet kunnen. Je moet je vriendin inseinen, tegelijkertijd de juf in de gaten houden. Je moet zorgen dat André er geen lucht van krijgt. Daarnaast moet je ervoor zorgen dat alles in goede banen geleid wordt. En dat minstens een kwartier lang. Dat is echt heel wat! Zonder een geweldig concentratievermogen zul je dit niet voor elkaar krijgen. Ik kan jou niet helpen met het leren je te concentreren, want dat kun al heel erg goed…

L: Bedoel je dat ik me eigenlijk wel kan concentreren?

Ik: Ja, dat lijkt me wel duidelijk

L: Eigenlijk heb ik dat altijd al geweten. Maar ik ging twijfelen

Ik: Dat vermoedde ik al. Dat gebeurt wel vaker.

L: Maar toch is het gek. Ik kan me dus eigenlijk heel goed concentreren op geschiedenis, buitenspelen en tekenen. Maar als ik moet rekenen concentreer ik me op hele andere dingen dan op mijn sommen.

Ik: Ja, dat is inderdaad gek.

L: Dus de juf heeft toch wel gelijk dat ze zich zorgen maakt over mijn rekenen. Ik heb rekenen wel nodig voor later. Ik bedoel, ik wil later zelf kiezen wat ik wil worden. Ik wil niet naar een lager niveau, omdat ik me niet kan concentreren bij rekenen. Misschien moet ik toch uitzoeken waarom ik bij rekenen me op andere dingen concentreer. Weet je wat ik denk. Misschien is het dan niet het concentreren. Misschien is er iets anders aan de hand.

Ik: Dat zou kunnen

L: Dat betekent dat er toch iets is!

Ik: Ja als je het zo bekijkt.

L: Als er dan  toch iets is…mag ik dan volgende week toch terugkomen?

Ik: Ja, dat is prima.

L: En meende je dat nou? Dat je eigenlijk vindt dat mijn juf beter kan komen?

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *