Het recht om te onderzoeken of je doel reëel is of niet

Het waren twee jongens van dezelfde leeftijd.
Ze kwamen zo rond dezelfde tijd bij me.
Twee jongens.
Eén jongen buitengewoon intelligent.
Hij presteerde volgens de statistieken prima, maar ruim onder zijn niveau, zo vond hijzelf.
Eén jongen gemiddeld intelligent.
Hij had een achterstand opgelopen door problemen die hij in zijn leven tegengekomen was.
Hij werkte op zijn eigen niveau.

Twee jongens met dezelfde klacht:
‘School is saai. Het werk dat ik nu krijg, past niet bij me. Ik kan meer.’

Twee jongens gaf ik dezelfde zinnen mee:
‘Als jij daarvan overtuigd ben, ga er dan voor.
Ga naar je leerkracht en vertel dat er meer in je zit.
Vertel je leerkracht wat jij wilt en wat jij vindt dat je aankunt.’

Twee jongens besloten ervoor te gaan.
De buitengewoon intelligente jongen ging naar zijn leerkracht en vroeg of hij werk van de topklas mocht maken. Hij wist dat hij het kon.
De gemiddeld intelligente jongen ging naar zijn leerkracht en vroeg of hij mee mocht doen met de rekenles van de rest van de klas. Hij voelde dat hij dat kon.

De leerkracht van de buitengewoon intelligente jongen vertelde hem dat naar aanleiding van de resultaten die hij behaalde ze hem geen extra werk aan kon bieden. Hij voldeed niet aan de vereisten voor de topklas.

De leerkracht van de gemiddeld intelligente jongen zei: ‘Natuurlijk! Als jij het gevoel hebt dat je dat aankan, dan doen we dat. Maar realiseer je wel dat je dingen tegen kunt komen die je nog niet weet, want je mist een half jaar instructie en oefening. Je zult dus waarschijnlijk extra instructie nodig hebben als je iets niet snapt. En ik raad je aan om sommen die je nog niet gehad hebt mee naar huis te nemen om die extra te oefenen.’

De prestaties van de buitengewoon intelligente jongen gingen omlaag.
Zijn motivatie daalde.

De gemiddeld intelligente jongen zette zich meer dan bovengemiddeld in.
Het was allesbehalve eenvoudig voor hem.
Zijn ouders twijfelden of hij niet beter een stapje terug kon doen, maar de jongen wilde daar niets van weten. Hij oefende zelfs in het weekend de voor hem zo lastige sommen.

Ik kwam de leerkracht van de gemiddeld intelligente jongen tegen.
Ik vroeg: ‘Waarom liet je hem meedoen?’
Zij antwoordde: ‘Omdat hij het vroeg, natuurlijk!’
Ze zei: ‘Wie ben ik om te bepalen of een kind zijn diepste verlangen wel of niet na mag streven?
Het gaat hier niet om mijn leven. Het gaat hier om zijn leven.
Een kind heeft het recht om te onderzoeken of de doelen in zijn leven reëel zijn of niet.
Mijn taak als leerkracht is om hem daarvoor de ruimte te geven. Om een feestje te vieren als het hem lukt, en om hem bij te staan als het niet gaat zoals hij hoopte dat het zou gaan.
Ik heb niet het recht om een kind zijn dromen af te pakken.’

De gemiddeld intelligente jongen heeft inmiddels een klein stapje terug gedaan.
‘Het was erg pittig om dit tempo vol te blijven houden.
Maar het vergaat hem nog altijd erg goed in de klas.
Hij is heel tevreden met de gang van zaken.’
Zo zegt hijzelf.

 

——————

Heb jij je al opgegeven voor het eerstkomende (gratis) webinar?
Ga naar www.treadsoftly.nl/webinar

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *