Mindsettheorie in de praktijk: De juf die een beetje doordraafde

Ik had het voor elkaar, vond ik.
Ik was het gezucht bij de enorme taallessen zat. Ik was al die ellenlange instructies zat.
Ik had dat jaar groep 5 en 6. Met daar binnen nog talloze niveaugroepjes.
Er kwam geen einde aan de instructies.

En bovenal was ik dat suffe, veel te veel tijdrovende nakijkwerk zat.
Ik wilde gewoon genieten van onze taaluurtjes.
Ik wilde het gevoel hebben dat ik na schooltijd nuttigere dingen deed dan ontcijferen wat er in die werkschriften geschreven stond.
Ik wilde dat taal voortaan leuk was.

Ik trok een zomervakantie uit om de taalmethode grondig te bestuderen.
Ik haalde de doelen eruit en maakte daar lessen omheen die ik zelf ooit had willen hebben.
Geen gedichtjes over een spin in de herfst, terwijl het bij ons nog 25 graden was.
Geen verplichte luisterlessen over een onderwerp waar je in de verste verte niets mee had.
Geen verhalen schrijven als het net even niet uitkwam.
Geen suffe invullesjes.

Lessen die ertoe deden.
Een poëzieproject, uitnodigingen voor open podia, meetings met notulen, discussiehoeken.
De onderwerpen die ik echt niet veel leuker kon verpakken, toverde ik om tot actievere opdrachten. In ieder geval tot varianten die snel en makkelijk te controleren waren.

De opdrachten gingen in taalbakken, die door de klas rouleerden.
De groepjes waren samengesteld zodat iedereen naar mijn idee prettig kon samenwerken.
En elk kind had één keer per twee weken ‘vrij taal’.
Een uur, waarin het aan een eigen taalactiviteit werkte. Het maakte niet uit wat, als het maar aan mij uit kon leggen wat het met taal te maken had. Om de paar weken hadden we een gezamenlijk project. Want poëzie is poëzie, of je nu in groep 5 of zit of groep 6!

De methode verdween ergens achter in de kast.
Ik blij. De kinderen blij.
Tenminste dat dacht ik.

Op een dag vond ik een briefje in de klachtenbus.
“Juf, kunnen we weer ‘gewoon’ taal doen. Gewoon uit het boek?”

Ik was beledigd. ‘Gewoon taal’?
Al dat werk dat ik erin gestoken had en nu werd het niet op prijs gesteld?
En toch was er ook een andere stemmetje. Een stemmetje dat me zei dat hij misschien naast ‘die ondankbaarheid’ toch een goede reden had voor het verzoek.
We bespraken het in de wekelijkse meeting.

“Juf. Ik vind het gewoon helemaal niets.
Ik had mijn taal altijd snel af.
Met die oefeningen in het boek wist ik gewoon dat ik het goed had.
Maar nu moet ik een gesprek leiden. Of ik moet een poster maken voor ons open podium.
Dat duurt drie keer zo lang. Ik wil gewoon een les maken en dat jij dan eronder schrijft of ik het goed gedaan heb.”

Opeens klonken er nog wat zachte geluiden uit de klas.
Een stuk of drie anderen knikten instemmend.

De rest van de klas hield zijn adem in.
Ik staarde en wist niets te zeggen.
“Ik moet hier even over nadenken. Morgen hebben we het er verder over”, antwoordde ik een beetje onthutst.

Het hield me de rest van de dag bezig.
Ik had een behoorlijke inschattingsfout gemaakt.
Ik was er voor het gemak van uitgegaan dat iedereen op dezelfde manier dacht als ik.
Ik dacht dat iedereen in was voor een uitdaging.
Ik dacht dat iedereen het fijn vond van elkaar te leren.
Ik dacht dat iedereen met anderen uit wilde wisselen wat de beste strategieën waren.
Ik dacht dat iedereen al zijn creativiteit in de lessen kwijt wilde.
Ik dacht dat iedereen …

Maar ik had me dus vergist.
Er waren kinderen voor wie dit ontzettend bedreigend was.
Kinderen die hun veiligheid vonden in de vastheid van een oefening. In de formule: a+ b leidt naar c.
Kinderen die doodsbenauwd werden van opdrachten die zo open waren.
Kinderen die geen feedback wilden van leeftijdsgenoten, maar gewoon antwoorden uit het antwoordenboek.
Kinderen die voldoening haalden uit reproduceren in plaats van toepassen.

Die kinderen waren er ook.
Deze kinderen hadden ook recht op veiligheid.
Hoeveel veiligheid kon ik hen bieden met mijn manier van werken?

De volgende dag kwamen we bij elkaar.
De vier “andersdenkenden” en ik.
We praatten en sloten een compromis.

Ik haalde methode uit kast, kopieerde de lessen uit het boek en deed ze in de taalbakken.
Vanaf nu was er een keuze: ’taalles oude stijl’ en ’taalles nieuwe stijl’.
Niet altijd. Wel regelmatig.
Want, zo leerden ze me:
Je hoeft niet elke dag uit je comfortzone getrokken te worden.

Dit is deel drie van het drieluik.
Klik hier voor deel 1: Hoe ontwikkelen kinderen een mindset
Klik hier voor deel 2: Welke mindset heeft mijn kind en hoe vergroot ik een groeimindset

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *