Kleine Edisons

Daar zit hij dan, wiebelend op zijn stoeltje.
Zijn lichaam gebogen over zijn tafeltje.
Het lukt hem niet goed om stil te zitten en zich te concentreren.
Het is een moeilijke leerling, deelt de leerkracht zijn ouders mee.
Zijn moeder ziet dat anders.
Ze besluit hem direct van school te halen en hem zelf te onderwijzen.
Hij krijgt van haar de vrijheid om zijn interesses te volgen en de ruimte om zijn creatieve ideeën uit te werken.

Vijfentwintig jaar later is het zover. Op 21 oktober 1879 slaagt deze jongen, Thomas Edison, erin om zijn eerste gloeilamp te laten branden. Meer dan 10.000 mislukte pogingen gingen aan dit moment vooraf. Gesterkt door de ruimte die hij kreeg en het vertrouwen dat hij altijd gevoeld heeft, lukte het hem elke poging om een stap dichter bij het succes te komen. Op de vraag hoe hij omging met al die mislukte pogingen, antwoordde hij met de legendarische woorden: ‘Ik faalde geen 10.000 keer tijdens mijn zoektocht naar de gloeilamp. Ik documenteerde gewoon 10.000 manieren waarop ze niet werkten.’ Van die levenswijsheid mogen wij nog elke avond  genieten als we onze lampen aandoen.

Vandaag der dag lopen er in ons land talloze kleine Edisons rond met dezelfde ambities, dezelfde creativiteit en dezelfde capaciteiten.  En ook veel van deze kleine Edisons worden bestempeld als lastig, druk, sociaal onhandig of niet passend in de groep. Veel van deze kleine Edisons besluiten al op jonge leeftijd hun grootse ideeën en capaciteiten aan de kant schuiven en zich aan te passen aan de omgeving. Iets wat Fanny Cattenstart, begaafdheidsexpert zelf overkwam als klein meisje en dat zij koste wat kost wil voorkomen bij haar begaafde dochter.  Zo werd “Pientere Peuters” geboren, een methode om peuters met een ontwikkelingsvoorsprong vroegtijdig te signaleren en te begeleiden zodat deze peuters een passend aanbod krijgen en ouders  al in een vroeg stadium een school kunnen kiezen die past bij de ontwikkeling van hun kind.

Volgens Fanny rust er een groot taboe op het onderwerp begaafdheid. Ouders vinden het lastig om over de ontwikkelingsvoorsprong van hun kind te praten. Ze zijn bang om als opschepper bestempeld te worden. Maar de meeste van deze ouders zijn gewoon trots op hun kind en willen net als alle andere ouders vertellen wat voor nieuwe dingen hun kind geleerd heeft.’
Daarnaast ziet ze dat veel ouders van kinderen die vastlopen in hun ontwikkelings- of onderwijsproces dit onderwerp niet durven aan te snijden op kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en scholen. Ouders komen in een spagaat terecht. Aan de ene kant zien ze dat hun kind steeds ongelukkiger wordt, aan de andere kant willen ze de professional niet het gevoel geven dat ze hun werk niet goed doen. Fanny ziet het daarom als haar missie om via deze methode en trainingen kennis over begaafdheid te verspreiden. ‘Hoe meer kennis professionals hebben’, redeneert ze, ‘hoe makkelijker het voor ouders wordt om dit onderwerp  te bespreken en hoe meer begrip ouders en kinderen voelen.’  Haar advies naar scholen en peuterspeelzalen is dan ook:  ‘Als je niet precies weet wat je moet doen met een begaafd kind, verdiep je dan in het onderwerp begaafdheid  en zorg dat je het wel weet. Zorg dat je deze kinderen ook de veiligheid en de ontwikkelingsprocessen kunt bieden die het nodig heeft. Wees er niet zo bang voor. Het blijven kinderen. Jij bent ouder en wijzer ook al is het kind misschien in essentie slimmer. Jij bent degene met ervaring en het kind heeft jou nog steeds heel hard nodig.’ Ook deze kinderen hebben recht om uitgdaagd te worden. Ook deze kinderen willen zich verder ontwikkelen.’

De reden waarom veel begaafde kinderen op kinderdagverblijven en peuterspeelzalen en scholen op dit moment niet laten zien wat ze in zich hebben komt volgens Fanny Cattenstart omdat we ons oordeel nog veel te veel baseren op standaard richtlijnen, lijstjes en tabellen die aangeven wat een kind op welke leeftijd zou moeten kunnen en hoe een kind van een bepaalde leeftijd zich moet gedragen. ‘Als een kind voldoet aan deze criteria en kort door de bocht gezegd braaf meedoet in zijn groepje, daarbij geen andere kinderen slaat, netjes op zijn stoel blijft zitten en keurig de vlinder in elkaar plakt, is hij een goede leerling en is er niets aan de hand. Maar wat als een kind geen interesse heeft in het voorgestelde werk, omdat hij zich met hele andere zaken bezig houdt? Wat als hij tijdens een gesprek over het thema winter plotseling over de maan begint, omdat hij via associaties en ingewikkelde denkprocessen bij dit onderwerp uitkwam? Wat als hij geen voorgeknipte vlinder wil beplakken, maar dat hij zelf wil bedenken wat hij gaat maken? Dan heb je als kind een probleem.’

Volgens Fanny zijn we door al deze gestandaardiseerde lijstjes en criteria één belangrijk ding vergeten. We zijn vergeten naar het kind te luisteren. Het is in haar ogen dan ook de hoogste tijd dat we onze geijkte aangeleerde handelingen en reacties loslaten om weer te gaan luisteren naar het kind. Dat is de reden dat in de methode “Pientere Peuters” het observeren niet alleen aan de hand van screeningslijsten gebeurt, maar vooral door middel van spelactiviteiten. ‘Je kunt kinderen pas echt leren kennen als je met ze speelt en met ze in gesprek gaat’, is Fanny’s uitgangspunt. ‘Dan ontdek je wat een kind denkt en voelt en wat het allemaal in zich heeft.’ Door met een kind in gesprek te gaan ontdek je hoe het redeneert, hoe het tot een oplossing komt en op welk moment het afhaakt. Je leert anders te kijken. Op deze manier ontwikkel je meer begrip voor een kind. Dat begrip heeft een kind nodig om een positief zelfbeeld te vormen. ‘Vertrouw er op dat er iets goed uitkomt uit, ook al weet je als volwassene niet altijd waar het proces heen leidt’. Dat hoeft volgens Fanny ook niet. Het gaat naar haar mening in eerste instantie dan ook helemaal niet om het resultaat dat een peuter neerzet. Het gaat erom dat een kind goed in zijn vel zit. Dat is de essentie. Als dat goed zit, volgt de prestatie vanzelf. Elk kind wil graag gezien en begrepen worden, ook begaafde kinderen. Elk kind wil voelen dat hij okee is, ook al gaat zijn ontwikkeling anders dan die van het gemiddelde kind. De belangrijkste les die Fanny mee wil geven is dat kinderen niet hoeven te passen in het standaardplaatje. kinderen moeten zich welbevinden en weten dat ze goed zijn zoals ze zijn. Het is de taak van ons volwassenen om ze te helpen dat voor elkaar te krijgen.

(Dit artikel heb ik geschreven voor het tijdschrift ‘Gifted’. Het is dan ook al eerder gepubliceerd in dit tijdschrift. Ik interviewde Fanny naar aanleiding van het door haar ontwikkelde programma ‘Pientere Peuters’.
Ik heb het artikel qua tekst aangepast voor mijn eigen blog. Waar het in de tekst oorspronkelijk vooral over Peuters ging, heb ik dat nu veralgemeniseert naar ‘kinderen’ omdat het wat Fanny vertelt niet alleen voor peuters geldt, maar voor kinderen van alle leeftijden (en misschien niet eens alleen voor kinderen!) 

—————————————-

Fanny hoge resolutie In 2015 was Fanny gastspreker op één van mijn webinars. Wil je een gedeelte terugzien? Klik hier. Of geef je op voor het volgende webinar.

 

2 reacties

  1. Ieder kind is begaafd en zou gestimuleerd moeten worden in zijn/haar talenten. Het ontwikkelen van ieders talenten zou op de voorgrond moeten staan. Dit betekent een compleet ander onderwijssysteem. Nog een lange weg te gaan….

Laat een antwoord achter aan Henrice Kupper Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *